Het is winter en bitter koud. Een vogeltje is er zo erbarmelijk aan toe, dat hij geen fluittoontje meer kan voortbrengen. Een eend, die het vogeltje ziet bibberen, krijgt zo’n medelijden, dat hij tegen zichzelf zegt:
"Ik moet iets doen voor dat arme dier."
Hij pakt het vogeltje op en zet het midden in een koeienvlaai. Het ruikt niet erg lekker, maar het vogeltje wordt weer warm en begint te zingen.
Even later komt er een vos voorbij, die het vogeltje hoort fluiten. Hij bedenkt zich geen moment en vreet het dier met huid en veren op. Wat is de moraal van dit verhaal?
- Als iemand ervoor zorgt dat je in de stront komt te zitten, is dat niet altijd omdat hij slechte bedoelingen heeft.
- Als iemand je uit de stront haalt, wil dat niet altijd zeggen dat hij goede bedoelingen heeft.
- Als je in de stront zit, kun je beter je mond houden.