1. Ken ik u ergens van? Oh sorry, ik had u niet herkend zonder snor.
2. Komt u binnen! Bent u te voet of hebt u de bezem genomen?
3. Welkom, welkom! Pak twee stoelen en ga zitten!
4. Ach, u bent het. Ze vertelden al op het weerbericht dat de winter voor de deur stond, maar dit is overdreven!
5. En, is er niemand anders bij u? Een ongeluk komt toch nooit alleen?
6. Drinkt u iets? Een Molotov-cocktail of zo?
7. Heeft u zin in een portie gebrocheerde mieren of gaat u toch voor de sprinkhanen?
8. Oef, waar komt die lucht toch ineens vandaan?
9. Komt u binnen, u bent net op tijd voor het n**ken.
10. Denkt u dat ik u in de regen laat staan? Nee hoor, hou dit maar boven uw hoofd!
11. Hoe was de vlucht? Is het vliegtuig niet neergestort?
12. Ach, wat staat u nu in de regen aan de deurbel te bellen. Ga maar gauw naar huis, u wordt zeiknat!
13. Wat een leuk jasje! Alleen jammer dat ze de konijnen er niet uitgesneden hebben 14. Jeetje, ik dacht altijd dat nachtmerries alleen kwamen als je sliep.
15. Bij het weggaan: "Wil je de volgende keer bellen voordat je komt? Kunnen we nog snel een excuus verzinnen!"
16. Sorry, wij kopen niet aan de deur! (en gooi daarna de deur dicht).
17. Ik heb nooit geloofd in spoken, maar ik zal mijn mening moeten herzien.
18. Aha, u bent het, ik ging eigenlijk juist weg, misschien volgend jaar beter!
19. Leef je nog? O ja, onkruid vergaat niet.
20. Hé ouwe! Ben je al genomen door je nieuwe vriend?